Op het moment dat ik deze vraag voorbij zag komen (jaren geleden tijdens een Nederlands praatprogramma), dacht ik nog: ‘Zijn we nu echt serieus joh?’. Maar anno 2021 is het een wenkbrauw fronsje and we move on.
Deze vraag was onderdeel van een training in objectiviteit voor politieagenten. Vertegenwoordigers van de politie waren aangeschoven om het functioneren van de politie te bespreken. De vraag was bedoeld om agenten bewust te maken van hun vooroordelen in een dergelijke situatie.
⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀
Het streven naar bewustwording van vooroordelen zodat er op een meer objectieve wijze gehandeld kan worden is natuurlijk prijzenswaardig. Als jurist lees ik echter ook tussen de regels door en ga niet alleen uit van de letterlijke tekst. Ook bij het lezen of interpreteren van bijvoorbeeld een contract ga je niet alleen uit van de letterlijke bewoording. Je kijkt naar de bedoeling die partijen hebben en hoe partijen in de praktijk met elkaar omgaan. Sterker nog, de manier waarop partijen in de praktijk met elkaar omgaan, kan onder bepaalde omstandigheden de tekst van een contract opzij zetten.
⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀
Uit de vraagstelling blijkt mijns inziens hoe lelijk het monster der vooroordelen gebaseerd op uiterlijk in de praktijk werkelijk is.
⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀⠀
Wat vind jij hiervan?
0 Comments Leave a comment